zaterdag 29 november 2008

AMSTERDAM, RIJKSAKADEMIE

ArtPreview Rijksakademie OPEN 2008

Elke keer als ik de preview van de Rijksakademie bezoek, vind ik het weer een prachtige belevenis. Vooral opnieuw te ontdekken dat bijna alle werkruimtes volledig ontruimd zijn op de gepresenteerde kunst na, doet me goed. Hoe het gebouw dan als het ware weer onder een dikke gebruikslaag te voorschijn komt, doet me plezier.

Tweede punt wat hierbij voor mij speelt, is toch ook weer de iets wat nerveuze opwinding over wat ik dit keer weer te zien krijg en natuurlijk wat het me zal doen. Wat ik er van vind. Die iets of wat nerveuze opwinding lijkt zich niet alleen exclusief tot mijzelf te beperken. Eigenlijk hangt het in de lucht, een sfeer van ‘nieuwe oogst’ en spanning voor de première. Het is een korte periode waarin we kennis kunnen maken met de stand van zaken van het werk van deze ruim 50 kunstenaars.

"De Rijksakademie van de beeldende kunsten is een internationaal onderzoeks- en productieplatform voor talentvolle kunstenaars uit de hele wereld. Naast uitgebreide technische faciliteiten en artistiek advies, is het een plek met zo’n 50 werkruimtes waar ‘resident artists’ één tot twee jaar werken aan onderzoek, experimenten, projecten en productie."

Wat mij dan dit keer is opgevallen? De omvang van het aantal ‘resident artists’ dat werkt met videofilms lijkt met hun aandeel in omvang te groeien. Het aantal kunstenaars dat werkt in de klassieke media en disciplines maakt daar in tegen een steeds kleiner deel van het bestand uit.
Met de introductie van deze zo nog altijd genoemde ‘nieuwe media’ als videofilm en digitale beeldbewerking is er natuurlijk een discour gevoerd over de status van deze media binnen de ‘kunstdiscipline’. Gelukkig zijn er diverse kunstenaars te noemen die in de afgelopen zeg maar 25 jaar het medium hebben beproefd en het als een geaccepteerde discipline binnen het idioom van de beeldende kunst hebben toegevoegd.

Wat mij echter meer en meer opvalt binnen de toepassing van ‘kunstenaars’ van dit medium, is dat het autonome gebruik van het karakter van videobeelden als beeldende discipline lijkt te verwateren. Meer en meer heeft het huidige gebruik door kunstenaars van videobeelden een louter registrerende functie. Zo ook bij dit gebruik van videobeelden, door de meeste kunstenaars in deze lichting van de Rijksakademie.

Door dit zo te doen, ondergraven deze kunstenaars in mijn ogen hun eigen positie en plaatsen zich in een ander referentie veld. Namelijk in dat van het ‘registrerende bewegende (video)filmbeeld’. Hoewel ik niets af wil doen aan de kwaliteiten die behoren bij de registrerende- of documentaire film, spelen hierin vooral ook journalistiek en andere beeld conventies. Is de inhoud van de registrerende video meer verbonden met aspecten uit de wereld van theater, acteren en de oorspronkelijke ‘film’, dan is daar binnen ook weer een heel bereik dat aangesproken wordt.

Na deze constatering, kan ik dan direct opmerken dat vijfennegentig procent van de getoonde videofilmbeelden daarmee direct als volledig oninteressant kunnen worden afgeserveerd. Deze makers zijn stuk voor stuk onvoldoende overtuigend in de keuze en behandeling van dit specifieke medium. Er is onvoldoende kritisch vermogen aan de dag gelegd, om zich vragen te stellen wat het autonome karakter van die of die videofilm is.

Misschien ben ik te hard in mijn oordeel, maar het volstaat volgens mij niet om als beeldend kunstenaar, een filmische verslaglegging te maken van of een min of meer ‘exotische’ locatie, een geënsceneerde omgeving of een gedramatiseerde situatie. Daarmee is mijn motivering voor de onvoldoende voor 95% van het videowerk gegeven. Dit los van de onderlinge inhoudelijk verschillende resultaten van de individuele makers als Erkka Nissinen, Jakrawal Nilthamrong, Marianne Flotron of Nathaniel Mellors. Naar mijn mening wordt er veel te snel naar het medium videofilm gegrepen en blijven kritische bevraging over deze medium keuze achterwegen. Ook in de presentatie wordt volstaan met het, of projecteren of op beeldscherm afspelen van deze films.

Positieve uitzondering worden gevormd door Tu Zeng en Go Eun Im die wel een autonome motivatie aan hun videofilmbeelden weten mee te geven, door de inhoud en de vorm van de presentaties.

Zo ervaar ik Mark Boulos (All That is Solids, Melts in Air) en Nicoline van Harskamp (Any Other Business), beiden in hun werk toch veel meer als documentaire makers dan als beeldend kunstenaars ondanks het succes van de door hen gepresenteerde projecten en het gebruik van duo-projecties.

Waren er dan ook nog kunstenaars die ‘gewoon’ schilderijen maakten? Natuurlijk was er ook nog het werk van Alistair Frost en Tala Madani of een hoekje voor een 'formalistisch concreet abstract' werkende kunstenaars als Marius Lut.

Fotobijschriften v.b.n.o.:installatie Marcel Pinas, Go Eun Im, Tala Madani

Geen opmerkingen: